Om de ruimtelijke gevolgen van de klimaatopwarming het hoofd te bieden, ligt de bal in het kamp van de steden en gemeenten. Dat was de rode draad tijdens de studiedag Ruimtelijke Klimaatgevolgen van overlegplatform en kenniscentrum VLARIO, in samenwerking met RIONED, koepelorganisatie voor stedelijk waterbeheer en riolering in Nederland. “We hebben de voorbije jaren belangrijke stappen gezet, maar er wachten ons nog grote uitdagingen en concrete oplossingen dringen zich op”, aldus Bram Vogels van de Vlaamse Milieumaatschappij.
De gevolgen van de opwarming van de aarde zijn steeds nadrukkelijker zichtbaar. En voelbaar. Zo ligt de lange, droge, hete zomer van 2018 nog vers in ieders geheugen en schrikken we nog nauwelijks van een korte, maar erg krachtige regenbui of storm. Klimaatverandering is de verandering van de gemiddelde weersomstandigheden op aarde en een rechtstreeks gevolg van de stijgende concentraties aan broeikasgassen in onze atmosfeer. De klimaatgevolgen zijn bovendien een van de grootste mondiale risico’s voor mens en maatschappij. In Vlaanderen en Nederland wordt de opwarming van de aarde geïllustreerd door meer hittegolven, drogere zomers, nattere winters en een stijgend zeeniveau.
Vier luid klinkende alarmbellen die tijdens de studiedag Ruimtelijke Klimaatgevolgen van VLARIO en RIONED onder het vergrootglas werden gelegd. Een reeks workshops in de namiddag werden gecombineerd met een plenair gedeelte in de voormiddag en daarin gingen Hugo Gastkemper van RIONED, Bram Vogels van de Vlaamse Milieumaatschappij en professor Patrick Willems van de KU Leuven vanuit Nederlands en Vlaams oogpunt dieper in op de materie. En ook Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck en Nederlands Bouwmeester Floris Alkemade deelden hun visie.
Volgens Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck is er nog heel wat werk aan de winkel.
Minder ruimtebeslag
Onze dierbare planeet heeft ademruimte nodig. “Het vet is planetair gezien totaal van de soep”, vertelt een kritische Leo Van Broeck. “Als we de natuur een schijn van kans willen geven, dan moeten we de helft van de aarde niet gebruiken. Die helft moet ontoegankelijk zijn voor de mens, tenzij onder begeleiding van een natuurgids. Op dit moment gebruiken we 70 procent van de vruchtbare landmassa.” En Vlaanderen profileert zich als slechtste leerling van de Europese klas. “In de jaren zeventig kende Vlaanderen
4 tot 5 procent verharding”, aldus professor Patrick Willems. “Dat percentage is intussen opgelopen tot 14,5 procent, een gigantische stijging. We betonneren Vlaanderen vol.”
Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) probeert die slinger te doen terugslaan. Het BRV is in de volksmond beter bekend als de betonstop. Een verkeerde woordkeuze, vindt professor Patrick Willems. “We moeten niet stoppen met bouwen, maar we moeten anders bouwen. Op dit ogenblik beslaat Vlaanderen nog 6 hectare extra ruimte per dag. Ongeveer de helft daarvan is verhard. Het BRV-plan heeft als ambitie om dat tegen 2025 te halveren en tegen 2040 naar nul te brengen.” Een mooie ambitie, maar Leo Van Broeck is kritisch. “Het BRV is goedgekeurd, maar de beleidskaders die het kunnen implementeren niet. Dat is een dode mus”, klinkt het. “Er is veel politieke angst en die zal pas verdwijnen als de burgers de beleidsmakers duidelijk maken dat ze hen niet zullen dooddoen als ze verregaande maatregelen nemen.”
De situatie is dus precair, maar het is nooit te laat om actie te ondernemen. Leo Van Broeck: “Het wordt ongetwijfeld erg, maar met veel inspanningen kunnen we er misschien voor zorgen dat het niet dramatisch erg wordt. Zo laat Gent 30 procent van zijn stadsparken verwilderen. Die zones zijn niet toegankelijk voor de mens. En ze doen het slim. Niet afschermen door middel van hekken, maar door struiken en waterpartijen. De groendienst bespaart tot 90 procent van de uitgaven in die zones, de waterinfiltratiecapaciteit gaat omhoog, de biodiversiteit stijgt aanzienlijk en het zorgt voor afkoeling tegen de hitte-eilanden. Dit hebben we nodig om de aarde leefbaar te houden.”
Steden en gemeenten aan zet
De sleutel ligt op ruimtelijk vlak dan ook in handen van de steden en gemeenten, die op lokaal niveau een klimaatneutraal ruimtelijk beleid kunnen en moeten voeren. “Om dat op de juiste manier te doen, moeten we eerst en vooral weten wat er op ons afkomt”, vertelt Bram Vogels. “In september ging het Klimaatportaal Vlaanderen online en dat is hiervoor een belangrijke tool.
Op het portaal, dat ook gelinkt is aan het burgemeestersconvenant, vind je alles terug over hitte, overstroming, zeespiegelstijging… Concreet trekken vooral de stedelijke hitte-eilanden de aandacht. Het kan daar tot 10° warmer zijn dan in het buitengebied. Warmte wordt gecapteerd binnen de steden, er is teveel verharding, te weinig groen, te weinig water in de steden en er zijn hittebronnen.”
Niet alleen de oorzaken en de problemen, maar ook de mogelijke oplossingen worden in kaart gebracht. In de studie ‘Klimaatadaptatie en kwalitatieve en kwantitatieve richtlijnen voor de ruimtelijke inrichting van gebieden’ van Ruimte Vlaanderen wordt aan de hand van zes strategieën een set van maatregelen uitgewerkt. Bram Vogels: “Als ruimtelijke planner kan je zo problemen in kaart brengen en de meest relevante maatregelen per strategie nemen of aansturen bij projecten. Het blijkt ook dat heel veel maatregelen die goed zijn tegen hitte, eveneens een positief effect hebben op het watersysteem en omgekeerd. Beide beleidsinstrumenten kunnen dus perfect hand in hand gaan.”
Overlegplatform en kenniscentrum VLARIO organiseerde in samenwerking met RIONED, koepelorganisatie voor stedelijk waterbeheer en riolering in Nederland, de studiedag Ruimtelijke Klimaatgevolgen.
Uitgebreid Vlaams bronbeleid
Terwijl Vlaanderen op het vlak van ruimtebeslag achterop holt, speelt het op het vlak van waterbeleid een voortrekkersrol. “We beschikken over een uitgebreid bronbeleid, met scheiding van riolering en hergebruik van regenwater”, aldus Bram Vogels. “Iedereen uit West-Europa vraagt ons hoe het komt dat ons hergebruik zo hoog ligt. Het antwoord is simpel: omdat we er al lang mee bezig zijn en ook een duidelijke regelgeving hebben. Sinds 2014 is er bijvoorbeeld ook een infiltratieplicht. Pas als dat echt niet lukt, zijn buffering en vertraagde afvoer een optie. De meerwaarde van ons waterbeleid wordt zeker gezien door de Vlaamse bouwers en ook organisaties als OCW, VLARIO en COPRO springen gewillig mee op de kar. Er is duidelijk iets in beweging gezet.”
In tegenstelling tot Vlaanderen is er in Nederland op het vlak van bronbeleid nog meer werk aan de winkel. “Het wordt in Nederland veel minder strikt toegepast”, vertelt Hugo Gastkemper. “Nieuwe riolering in Nederland is nu standaard gescheiden, maar ik merk toch een gebrek aan consequentie. En vooral het hergebruik van regenwater is in Vlaanderen veel verder ontwikkeld. Zeker in de buitengebieden en bij lintbebouwing. Op vlak van regelgeving worden in Vlaanderen soms forse stappen gezet en dat is in Nederland veel minder het geval.”
Risicobewustzijn
Ondanks het sterke bronbeleid kent ook Vlaanderen nog obstakels. Bram Vogels: “We hebben een prachtig beleid, maar het wordt vaak pas op het einde van de plannen ingepast. Eigenlijk moet waterbeheer van in het begin in het ontwerp zitten. Niet alleen op het particuliere domein, maar ook in de grotere publieke ruimtes. De signaalgebieden spelen hierin een belangrijk rol. Welke bestemmingszones liggen in potentieel overstromingsgebied? Wat doen we met die gebieden? Wat laten we groen en waar bouwen we? En als we toch bouwen, dan moeten we het verstandig doen. Dat betekent voldoende hoog en waterneutraal. Ook de invoering van de informatieplicht is een belangrijke stap. Bij verkoop of verhuur moet bij publicatie eventueel overstromingsgevaar aangegeven worden. Zo creëer je een risicobewustzijn bij de burger en dat is cruciaal.”