De Belgische cementindustrie heeft zich een duidelijk doel gesteld: tegen 2050 klimaatneutraal zijn, en waarschijnlijk zelfs veel eerder. Dit ambitieuze transformatieprogramma draagt rechtstreeks bij aan de decarbonisatiedoelstellingen van België en aan de Europese tussentijdse doelstellingen: een vermindering van de broeikasgasemissies met 55 % ten opzichte van 1990 tegen 2030, en met 90 % tegen 2040.
De cementproductie in België – die de hele bouwsector én een deel van de Nederlandse en Franse markt bevoorraadt – vertegenwoordigt ongeveer 3 % van de nationale broeikasgasemissies. De uitdaging is dus aanzienlijk.
Decarbonisatie mobiliseert de hele bouwwaardeketen en biedt aannemers nu al koolstofarme cement- en betonsoorten aan. Er wordt vaak vergeten dat de gemiddelde CO2-voetafdruk van het in België geproduceerde en gebruikte cement tot de laagste ter wereld behoort. Sinds 1990 is deze al met meer dan 30 % gedaald.
Naast projecten voor CO2-afvang en -opslag (CCS) ontwikkelen cementproducenten ook nieuwe cementformules. Het onderzoeksprogramma NEOCEM bijvoorbeeld, in samenwerking met Buildwise, het CRIC-OCCN en het OCW, heeft tot doel de prestaties van ternaire cementsoorten met een lager klinkergehalte te bewijzen. Het doel is met name om het gebruik van gecalcineerde klei te valideren, een veelbelovend alternatief voor de al zichtbare schaarste aan hoogovenslak. Elke cementproducent ontwerpt zo zijn eigen assortiment, dat wordt gekenmerkt door de samenstelling (met name het klinkeraandeel), de technische prestaties op korte en lange termijn en de milieuvoetafdruk.

De verantwoordelijkheid van de sector beperkt zich niet tot de productie en verkoop van cement. Ze strekt zich uit tot de hele bouwwaardeketen. In die geest verbinden de leden van Febelcem zich ertoe circulaire praktijken te ontwikkelen voor het gebruik van beton, dat zich daar bijzonder goed voor leent, met name door het materiaalverbruik te verminderen. We mogen echter niet vergeten dat circulariteit niet alleen neerkomt op recycling: het moet vanaf het ontwerp worden geïntegreerd, een essentiële voorwaarde om een optimaal en duurzaam gebruik van beton te garanderen.
Zoals het gezegde luidt: ‘Meten is weten’. De milieuvoetafdruk van een materiaal – inclusief de CO2-voetafdruk – wordt berekend op basis van een levenscyclusanalyse (LCA) en geverifieerde informatie, die wordt samengevat in een milieuverklaring van het product (EPD). Alleen op basis hiervan kan de milieuprestatie van bouwoplossingen objectief worden vergeleken.
Tot op heden bevatten nog maar weinig bestekken milieucriteria. Maar Europese regelgeving, zoals de taxonomie of de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (EPBD), stimuleert het ontstaan van initiatieven ten gunste van koolstofarme materialen. Een voorbeeld hiervan is de CO2-prestatieladder, die de weg vrijmaakt voor meer kwalitatieve overheidsopdrachten door aannemers die koolstofarme betonoplossingen aanbieden een concurrentievoordeel te geven bovenop het prijscriterium. Een ander initiatief, dat wordt besproken binnen de Belgian Alliance for Sustainable Construction en wordt aangestuurd door de Vlaamse overheid, is de ontwikkeling van TOTEM Infra. Dit instrument zal het mogelijk maken om de milieuvoetafdruk van infrastructuurwerken objectief te beoordelen, in het verlengde van de TOTEM-tool die al voor gebouwen wordt gebruikt.
